Ga naar de inhoud van deze pagina.
Jaarstukken 2023 versie definitief 2.0 11-07-2024

Onroerende zaakbelasting

Bij het vaststellen van de begroting heeft uw Raad besloten om de opbrengst van de OZB, naast de algemene inflatiecorrectie van 6%, extra te verhogen. In de eerste plaats met 7% ter compensatie van de achteraf bezien te lage inflatiecorrectie die bij de tarieven voor 2022 was doorgevoerd. Verder met 6% ter compensatie van de verlaging van de afvalstoffenheffing en de rioolheffing. En tenslotte ook nog een autonome verhoging van 5% bij de woningen en 12,5% bij de niet-woningen. Per saldo is het tarief voor de woningen daarom met 24% en het tarief voor de niet-woningen met 31,5% gestegen.

Dat betekende echter niet dat de tarieven van 2022 zondermeer met deze percentages konden worden verhoogd. Een aanslag OZB wordt namelijk enerzijds bepaald door het tarief, maar anderzijds door de WOZ-waarde. En deze WOZ-waarde wordt jaarlijks opnieuw bepaald. Het is dan ook gebruikelijk om de tarieven eerst te corrigeren voor de WOZ-waardeontwikkeling en pas daarna te verhogen met het gewenste percentage.

Bovenstaande werkwijze is ook gehanteerd bij het bepalen van de tarieven voor 2022. Voor de cijfers met betrekking tot de WOZ-waardeontwikkeling is toen echter wel uitgegaan van een prognose, omdat de BSGR, op het moment dat de verordening OZB 2022 werd vastgesteld, nog niet alle objecten had getaxeerd. Uiteraard was dat een jaar later, toen de verordening OZB 2023 werd vastgesteld, wel het geval en de definitieve cijfers bleken iets af te wijken van de prognose. En aan de raad was toegezegd om hiermee bij het bepalen van de tarieven voor 2023 rekening te houden. Concreet betekende dat, dat eerst de tarieven voor 2022 zijn herberekend en daarna deze herberekende tarieven als uitgangspunt hebben gediend voor het bepalen van de tarieven voor 2023.

Berekening tarieven

De voor 2022 vastgestelde tarieven zijn dus eerst herberekend. Vervolgens zijn deze herberekende tarieven gecorrigeerd voor de gemiddeld opgetreden waardestijging die tussen 1 januari 2021 en 1 januari 2022 heeft plaatsgevonden. Aan de hand van de cijfers die door de BSGR zijn aangeleverd is daarbij in de categorie woningen uitgegaan van een waardestijging van ongeveer 13,83% en in de categorie niet-woningen van een waardestijging van 1,3%.


Vergelijking van de tarieven voor 2023 met die van 2022, gecorrigeerd aan de hand van bovengenoemde percentages voor de waardeontwikkeling, uitgaande van een verhoging met 24% voor de woningen en 31,5% voor de niet-woningen, en rekening houdend met het feit dat de ophoging van het tarief voor de niet-woningen ten behoeve van het Ondernemersfonds niet is aangepast, geeft dan het volgende beeld:


Opbrengst

De totale opbrengst van de OZB is in 2023 ruim € 2,7 miljoen hoger dan in 2022 en ruim € 410.000 hoger dan begroot. Het verschil met 2022 wordt uiteraard veroorzaakt door de stijging van de tarieven. Het verschil met de begroting wordt veroorzaakt doordat de verwachte opbrengst te laag was ingeschat, door een grotere areaaluitbreiding dan oorspronkelijk was voorzien en door een iets hogere stijging van de WOZ-waardes. Een vergelijking van de opbrengst over de afgelopen jaren geeft het volgende beeld: