Om in de financieringsbehoefte te voorzien wordt in voorkomende gevallen zoveel als mogelijk gebruik gemaakt van het aantrekken van kortlopende geldleningen. De kasgeldlimiet geeft aan tot welk bedrag de financieringsbehoefte met kortlopende geldmiddelen afgedekt mag worden. In de Wet FIDO is bepaald dat de kasgeldlimiet 8,5% van het begrotingstotaal mag bedragen. De toegestane kasgeldlimiet vertoont het volgende beeld: